Capacitieve niveaumeting

Een van de basistechnieken voor het meten van het niveau in een opslagtank is het meten van de diëlektrische constante van het medium door middel van een capacitieve meting. Daarbij wordt een condensator gevormd tussen een staaf op de sensor en de wand van de opslagtank, zodat de capaciteit tussen beide afhankelijk wordt van het vloeistofniveau in de tank.

Een condensator heeft de eigenschap dat die elektrische energie kan opslaan tussen twee elektrodes. De capaciteit – de hoeveelheid energie die opgeslagen kan worden – is afhankelijk van de diëlektrische constante van het materiaal dat zich tussen de elektrodes bevindt.

Aangezien lucht en vloeistoffen een verschillende diëlektrische constante hebben kan een capacitieve meting gebruikt worden om het vloeistofniveau in een tank te bepalen. Voor de meting wordt een condensator gecreëerd met een verticale staaf als een van de elektroden en de tankwand als de tweede elektrode. Indien dat niet mogelijk is kan ook een tweede staaf als zogenaamde referentie-elektrode gebruikt worden in plaats van de tankwand.

Een elektronisch circuit meet via het aanleggen van een wisselspanning de capaciteit van de kring en dus ook de diëlektrische constante van het materiaal dat zich op dat moment tussen de elektrodes bevindt. Zo herkent de sensor niet alleen het verschil tussen een gevulde en lege tank, maar kan ook bepaald worden hoeveel vloeistof zich tussen de elektroden bevindt, met andere woorden: het vloestofniveau in de tank.

© Productivity.be